Hoge der A 21

Pakhuis London

Op dit adres is sinds 1982 een Convivium van Ruimzicht met een twaalftal studenten in de stad gevestigd. Ik heb afgesproken met Willemijn Piksen die me naar de woonkamer brengt waar een zestal bewoners de lunch geniet en me ondertussen onderhoudt over de bijzonderheden van het huis.  Zoveel is me aanstonds duidelijk: ze zijn trots op hun huis, het eeuwenoude Pakhuis London en ze appreciëren de plek in de stad – in het centrum! – ten zeerste. Ik begrijp dat de prijs-kwaliteitsverhouding van hun woonplek heel goed is.

Belangrijk motief om hier te komen wonen is dat het huis een woongemeenschap wil zijn. Je leeft hier niet langs elkaar heen. Het huis biedt de bewoners een veilige omgeving. ‘Als ik vroeger zei dat ik naar huis ging dan bedoelde ik daar mijn ouderlijk huis mee, nu bedoel ik daarmee Hoge der A 21’, zegt één van mijn gesprekspartners. Gemeenschappelijke achtergrond is het eigen christelijke milieu en de behoefte aan een christelijke oriëntatie. Die oriëntatie kan aan de orde komen op de woensdagavond, de huisavond van Pakhuis London, een vanzelfsprekende gebeurtenis in het huis. Ook als je de volgende dag een tentamen hebt zul je toch die huisavond bezoeken. Verwacht wordt dat je er bij de planning van de studie voor je tentamen rekening mee houdt. Na een gemeenschappelijke maaltijd wordt een kaars aangestoken en begint het liturgisch moment, inhoudelijk voorbereid door een tweetal bewoners. Aan de orde kan zijn een actueel thema als de vluchteling (‘wat doet de vluchteling met ons’) of een levensbericht van één van de bewoners waarover dan wordt doorgepraat.

Wat het door Ruimzicht gevergde vrijwilligerswerk betreft, ik hoor verschillende zaken langs komen. Inzet in de Open Hof of in Terwille, de vluchtelingen, de voedselbank, het begeleiden bij het fietsen van een veertigjarige die door een beroerte getroffen is, het geven van catechese. Je kiest iets wat bij je past. In ieder geval moet het vrijwilligerswerk voor half oktober geregeld zijn. ‘Het Convivium kost je nogal wat tijd’, is mijn constatering. ‘Zeker’, is het antwoord, ‘maar als je veel investeert krijg je veel terug.’
Geen studentengemeenschap ontkomt aan specifieke termen, tradities en bijzondere gebruiken. Willemijn is voor één jaar gekozen tot pontifex (bruggenbouwer) van het huis, een titel waarop ook de Paus te Rome aanspraak maakt. De beide andere leden van het dagelijks bestuur zijn de penningmeester of te wel de pennie en het hoofd van de huishouding, de HoHui. De HoHui ziet toe op het corvee, want het huis moet eigenhandig schoongemaakt. Tot de traditie behoort het vieren van ieders verjaardag om half acht ‘s ochtends, een tijdstip dat er voor zorgt dat alle bewoners daarbij kunnen zijn. Het brassen is een geliefde sport: de convivia maken elkaar kenmerkende objecten afhandig waarna deze moeten worden terugveroverd. Het doet mij denken aan tijden van weleer.

Het optreden van de pastor van Ruimzicht voelt niet als toezicht. Wel is het zo dat als Florida de Kok haar komst aankondigt de rotzooi misschien een beetje wordt opgeruimd. Van haar adviezen kun je wat leren maar ze bepaalt niet wat er gebeuren moet. Ze maakt deel uit van de aannamecommissie van het huis en kan daardoor bijdragen aan een zekere diversiteit in de samenstelling van de bewonersgroep waardoor de balans in huis bewaard blijft. De convivia hebben gezamenlijk een studentenraad die vier keer per jaar bijeenkomt en waar de ruimte bestaat het beleid van Ruimzicht in kritische zin te bespreken.

We eindigen het gesprek natuurlijk vanzelfsprekend met de verhouding tussen burger en student: hoe dat vroeger was en wat nu de hobbels zijn. ‘Dankzij ons is Groningen een stad met veel bruis.’ heet het. ‘En vele burgers zijn toch wel behept met vooroordelen over de student.’ Met het aanbod dat ik de bewoners graag een keer rondleid langs alle wonderen van de Hoge en Lage der A neem ik van de gastvrije pontifex afscheid.

Met toestemming overgenomen uit Kerk in Stad, kerkblad voor Groningen
Tekst: Pieter Bootsma
Foto: Mariska Jeuring