Over kruisje slaan en dankbaarheid

Als er een kamer vrij komt in een convivium wordt er gehospiteerd. De bewoners maken een selectie en de geselecteerden worden uitgenodigd voor een aannamegesprek. Dat gebeurt op kantoor, in mijn kamer, onder het toeziend oog van Van Dijk. Daar zitten we dan: twee bewoners van het convivium, de (soms) zenuwachtige kandidaat en ik. Doel van het gesprek is om te beslissen wie de nieuwe bewoner wordt. Bij die keuze speelt van alles mee. Het gaat om het convivium zelf: wat voor iemand hebben jullie op dit moment nodig; met wat voor type, karakter of inbreng is jullie huis op dit moment gediend? Maar het gaat ook om de kandidaat zelf: zal hij op zijn plek zijn in dit convivium? Wat zijn haar verwachtingen en kan aan die verwachtingen worden voldaan?

Ter voorbereiding lees ik de brief die de kandidaat heeft geschreven. De een doet dat kort en bondig, de ander maakt er een heel verhaal van. In die brief vertellen ze iets over zichzelf, over hun hobby’s en ambities, hun betrokkenheid bij het geloof en over hun wens om in een convivium te wonen.
Zo’n brief zegt veel, maar het persoonlijke contact meer: dan ontdek je de mens achter de brief.
Mijn nieuwsgierige ik is altijd benieuwd of de foto die is meegestuurd ‘lijkt’. Niet dat het verschil maakt, maar om mijn theorie te toetsen. Ik heb namelijk ontdekt dat foto’s een getrouwe weergave kunnen zijn en tóch niet hoeven te lijken. Wat maar weer bewijst dat je nooit op een foto moet afgaan.

Hoewel de meeste bewoners een protestantse – vooral PKN – achtergrond hebben, wordt de samenstelling steeds diverser en oecumenischer. Het evangelische geluid neemt toe, maar ook Rooms-Katholieken weten hun weg te vinden naar de convivia. Dat bleek bijvoorbeeld tijdens een recent aannamegesprek. Aan tafel zat de kandidaat, een jongen van katholieke komaf, en twee bewoners uit het convivium. Er ontstond een gesprek over geloof en hoe je dat beleeft. Een van de bewoonsters, van huis uit katholiek, vertelde dat ze erg had moeten wennen aan de protestantse dominantie: ‘soms zingen we tijdens een huisavond een lied, dat ik helemaal niet ken, en dan zingt iedereen het ook nog ‘s uit z’n hoofd!’. En het had haar verbaasd dat Maria nooit ter sprake kwam. ‘Huh’, keek haar huisgenote verrast opzij, ‘Maria? Ik wist niet dat dat belangrijk voor je was. Wat moet je daar nou van zeggen, dat is toch gewoon de moeder van Jezus?‘. Waarop we allemaal moesten lachen, punt bevestigd. En dat zij de enige was, vervolgde het katholieke meisje, die na het bidden een kruisje sloeg – ook daar had ze aan moeten wennen. De jongen, die het tot nu toe geïnteresseerd had geluisterd, veerde op, keek verrast naar de spreekbuis van het protestantse geluid en zei: slaan jullie geen kruisje!?
Wat hier in het klein gebeurde, is precies wat een convivium wil zijn: een plek waar ruimte is voor diversiteit, een kans om daarover met elkaar in gesprek te gaan met de intentie om van elkaar te leren en aan elkaar te groeien.

Ook ik leer van deze gesprekken. Het trof mij dat in die ene week, in twee afzonderlijke gesprekken, zomaar opeens het woord dankbaarheid viel. Zoals bij dat meisje dat met haar dans een creatieve bijdrage leverde aan de bijzondere diensten in haar kerkelijke gemeente. ‘Wat laat je met die dans zien’, vroeg ik. En zonder aarzeling zei ze: ‘dankbaarheid’. In een ander gesprek gaf een jongen aan blij te zijn dat in de convivia aan vrijwilligerswerk werd gedaan. Hij wilde graag iets terug doen, hij had tenslotte in zijn leven zoveel talenten en kansen gekregen. Het was zijn manier om zijn dankbaarheid te uiten. En nog geen dag later hoor ik op televisie een dertiger tijdens het bevrijdingsconcert in Amsterdam hetzelfde zeggen. Dat hij dankbaar was, voor de vrijheid en vrede in Nederland.

Het raakt me, dat jonge mensen zo iets zeggen. En maakt mij op mijn beurt dankbaar.