Over Ds. Van Dijk Mzn

‘Wij verkondigen niet onszelf, wij verkondigen dat Jezus Christus de Heer is en dat wij omwille van hem uw dienaren zijn’. Op zondagochtend 21 december 1862, vierde Advent, bevestigde ds. J. van Andel uit Zutphen ds. Jan van Dijk Mzn met deze woorden tot predikant van de Christelijke Afgescheiden Gemeente van Doetinchem die toen slechts 13 gezinnen telde.

De bevestiging vond plaats in het twee jaar eerder voor ƒ 1500 gebouwde kerkje aan de Heezenpoort. Nog altijd staat de tekst uit 2 Korintiërs 4 (vs. 5; Nieuwe Bijbelvertaling, 2004) in de ‘Zendingskapel’ (kapel “Predik het Evangelie”, Burgemeester Van Nispenstraat) boven het preekgestoelte, in het midden van de baldakijn, op een mooi houten bord.

In de middagdienst van die vierde Advent deed de nieuwe predikant zijn intree met de tekst uit Nehemia 2 (vs. 20), die ook bij de eerste steenlegging van het schamele kerkgebouwtje in mei 1860 (Tweede Pinksterdag) centraal had gestaan: ‘Het is de God van de hemel die ons doet slagen. Wij, zijn dienaren, beginnen met de herbouw’. In de Statenvertaling wordt gesproken over “… wij, zijn knechten, zullen ons gereedmaken en bouwen”. De werkwoorden ‘gereedmaken’ en ‘bouwen’ zouden zijn leven verder bepalen.

Aanvankelijk wilde ds. Van Dijk helemaal geen gehoor geven aan de uitnodiging “om op beroep te komen prediken”. Toen hij een tweede uitnodiging ontving, gaf hij echter wel gehoor en preekte op twee zondagen (19 oktober 1862 en 23 november 1862) in het kerkje aan de Heezenpoort, waarna hij het na 19 oktober ontvangen beroep aannam (traktement: ƒ 500,00 per jaar en vrije woning). Na een reis van 3 dagen arriveerde hij in december 1862, samen met zijn vrouw (Cornelia Dirks) en kinderen, in Doetinchem. Ze namen hun intrek in een woning naast het kerkje aan de Heezenpoort.

Jan van Dijk¹ werd als boerenzoon op 16 april 1830 in Tzum (Franeker) geboren. Zijn ouders waren Melle Hanzes van Dijk en Jetske Dirks Anderinga. Op 30 mei 1830 werd hij in de hervormde kerk van Tzum gedoopt. Hij werd opgevoed in de sfeer van het (Friese) Reveil. Ook de Nederlands Hervormde Kerk van Franeker kreeg in die tijd nl. te maken met het Réveil, een sociaal-religieuze vernieuwingsbeweging. De hervormde kerk verkeerde in een crisis. Het geestelijk leven was flink in beweging. Het katholicisme kreeg in Nederland weer meer voet aan de grond, het atheïsme kreeg voor het eerst uitgesproken aanhangers, het modernisme² stelde het geloof en de kerk ter discussie, waardoor er veel twijfel en ‘ongeloof’ ontstond, en er werd naar nieuwe wegen gezocht om de oude éénsgezindheid en overtuigingskracht van de hervormde kerk terug te vinden.

Jan van Dijk werd aanvankelijk boer en later koopman/handelsreiziger. In 1855 sluit hij zich aan bij de Christelijke Afgescheiden Gemeenten. Vooral de bezieling binnen deze gemeenten moet hem aangesproken hebben. Op 6 februari 1856 trouwde hij met Cornelia Dirks. Het huwelijk werd in de kerk van de Christelijke Afgescheiden Kerk van Franeker bevestigd. Naast zijn werk studeerde hij theologie. In 1861 werd hij toegelaten tot de ‘bediening van het Evangelie’, predikant dus, een ‘late roeping’. De eerste gemeente, waar hij bevestigd werd, was die in Doetinchem.

Als evangelist reisde hij door de Achterhoek. Ds. Van Dijk was een begenadigd spreker en preekte waar hij maar werd uitgenodigd. Bijzonder is, dat hij de ‘oude’ kerk niet afwees. Hij hoopte dat de hervormde kerk terug zou keren naar haar rechtzinnige uitgangspunten. Voor hem was ‘inhoudelijke geestverwantschap’ belangrijker dan ‘formele kerkelijke grenzen’ (Reveil!). Een open benadering die uiteindelijk tot problemen binnen de Christelijke Afgescheiden Gemeenten zou leiden. Ds. Van Dijk baarde opzien, toen hij zich in een preek tegen de slavernij keerde en de vrijlating van de slaven in de Nederlandse koloniën bepleitte. Ook zijn sympathie voor het Chiliasme, de leer van het Duizendjarige Vredesrijk, was een doorn in de ogen van de afgescheidenen. Toen hij vervolgens openlijk naar verzoening met de hervormde kerk streefde, leidde dat onder de afgescheidenen tot een snel groeiende weerstand. Ds. Van Dijk paste duidelijk niet zo goed in de ‘wat exclusieve stijl van de Afgescheidenen’.

Tijdens de Synode van Middelburg, op 21 juni 1869, werd ds. Van Dijk wegens ‘al te eigenzinnig handelen’ als predikant van de Christelijk Afgescheiden Kerk afgezet. In zijn eigen Doetinchemse gemeente behield hij echter de onvoorwaardelijke steun. Op 16 juli 1869 besloot de kerkenraad van de Christelijke Afgescheiden Gemeente van Doetinchem “niet toe te treden tot den naam Christelijk Gereformeerd, maar zich te laten erkennen als Nederlandsch-Hervormde Zendingsgemeente”. Op 1 oktober 1871 werd de Nederlands Hervormde Zendingsgemeente officieel van overheidswege erkend. Van Dijk zelf werd weer Nederlands Hervormd. Na goedkeuring van het provinciaal Bestuur van Friesland werd hij op 14 juni 1874 in de kerk te Tzum (waar hij ook was gedoopt) bevestigd als lid van de Nederlandse Hervormde Kerk. Hij hoopte op een hervormde kerk in diversiteit en bepleitte dan ook een alliantie van verschillende richtingen. Hij was er vurig van overtuigd, dat het missionaire werk, het (inwendige) zendingswerk, en de vernieuwing van het kerkelijke leven en het volksleven alleen werkelijkheid kon worden via de hervormde kerk, de volkskerk. In 1874 schrijft hij:

“Mijn gemeente, die uit slechts 60 leden bestaat, is niets anders en wil niets anders zijn dan eene zendingsvereeniging. Eene zendingsvereeniging op gemeentelijken bodem. Zij meent, dat het werk der zending niet kan gedijen dan op gemeentelijke basis. Ieder lid, jong en oud, moet met dezen arbeid grondig bekend worden en daardoor als van zelf aan dien arbeid deel hebben. Geen kind in de Gemeente of het moet met zendingsgeest bezield, met zendingsijver vervult, met zendingsarbeid belast worden: onzes inziens is gemeentelijk leven voorwaarde voor elken zendingsarbeid, en zendingsarbeid voorwaarde voor voortdurend gemeentelijk leven.”

De hervormde zendingsgemeente vervolgde haar begonnen missionaire werk in Doetinchem en omgeving. De naam Nederlands Hervormde Zendingsgemeente was dus tevens een program, waarin vooral het onderwijs en het bouwen van scholen een grote en belangrijke rol speelde. Er waren nl. predikanten nodig die midden in het leven stonden en konden communiceren met de ‘gewone mensen’. Jonge mensen uit alle lagen van de bevolking en uit alle kerkelijke richtingen moesten dan ook een opleiding kunnen volgen om als voorganger te worden toegerust. Ds. Van Dijk had daartoe in 1867 al de ‘Vereniging tot Bevordering van de Inwendige Zending’ opgericht. Later zou daaruit Stichting Ruimzicht ontstaan. In 1868 kocht ds. Van Dijk het Ruimzicht, een klein boerenlandhuis uit 1853, ‘5 minuten gaans’ van ‘Stad Doetinchem’ aan de zandweg naar de Kruisberg. De internaatfunctie die Ruimzicht kreeg, werd omschreven als ‘het verschaffen van onderdak aan de Vereniging tot Bevordering van de Inwendige Zending, bedoelende de opleiding van predikanten…’. Het huidige Ruimzicht dateert uit 1885, toen een grotere opnamecapaciteit noodzakelijk was.

Binnen de doelstellingen paste ook het begeleiden van zondagscholen, het opzetten van christelijke scholen, het stichten van een kweekschool voor ‘christelijke onderwijzers’, enz.  Al in 1865 richtte ds. Van Dijk in Doetinchem de eerste christelijke school (in de Achterhoek) op, korte tijd later ook in de regio. In Doetinchem werden wat later ook een gymnasium en een kweekschool opgericht. In het buitengebied van Doetinchem (op ’t Ellegoor, ’t Goor en Elim aan de huidige Gaanderenseweg) en in de regio kwamen zondagschoolposten.

Al snel na zijn komst in Doetinchem, in oktober 1963, had ds. Van Dijk 1500 m2 bouwgrond, de buitenwal tussen Hezenpoort en sociëteit De Vriendschap’ (de Grutpoort was in 1862 afgebroken!) voor ƒ 0,15 per el van de gemeente gekocht. Ds. Van Dijk schoot zelf de helft van de koopsom voor. Hij liet de wal slechten en de buitengracht dichtgooien. Het ene bouwwerk na het andere zou er in de jaren daarna op de aangeplempte grond verrijzen. Alle panden vielen/vallen op door hun schoonheid en harmonie (vnl. eclectische architectuur), waaronder een gymnasium (lyceum), een jongens- en een meisjesinternaat. Zo werd de Van Nispenstraat een respectabele en deftige straat, zowel cultuurhistorisch als bouwkundig een uniek tijdsmonument. De nieuwe straat, aanvankelijk Hofstraat geheten en later (1880) omgedoopt tot Burgemeester Van Nispenstraat, was, samen met de Hofstraat (van Keppelseweg tot de Van Nispenstraat) en de Plantsoenstraat, de eerste, structurele uitbreiding van Stad Doetinchem buiten het ‘Ei’, d.w.z. buiten de vroegere wallen. Het eerste gebouw was de lagere school die op 31 januari 1865 in gebruik werd genomen. Als laatste van de gebouwen in de Van Nispenstraat werd in 1880/1881 gebouwd: een nieuwe kerk voor de Nederlands Hervormde Zendingsgemeente, kapel ‘Predik het Evangelie’, ook wel ‘Zendingskapel’ genoemd.

De Nederlands Hervormde zendingsgemeente heeft vele pogingen gedaan om zich aan te sluiten bij de Nederlands Hervormde Kerk. Door het verzet binnen de Nederlands Hervormde Gemeente van Doetinchem duurde het nog tot 1966, 57 jaar na het overlijden van ds. Van Dijk, voordat deze aansluiting plaatsvond.
Tot slot. Op 1 mei 1890 wordt de oudste zoon van ds. Van Dijk, ds. D.J. van Dijk, bevestigd als tweede predikant van de Nederlands Hervormde Zendingsgemeente. Op 15 januari 1909 overlijdt ds. J. van Dijk en wordt begraven op het kerkhof aan de Loolaan.

Met dank aan Theo J. Rougoor
© Doetinchem, 30 augustus 2016

¹Om duidelijk te maken met welke Van Dijk je te maken had, vulde hij z’n aan met Mzn., Melle’s zoon: Jan van Dijk Mzn.
²De 17de-eewse filosofische beweging van de Verlichting wordt wel gezien als de start van het modernisme, waarin de mens zichzelf autonoom verklaart