Hoe blijf je als predikant bevlogen en geïnspireerd bij de uitoefening van je ambt? En wat doe je als dat even niet meer lukt? Het coachingstraject van Ruimzicht biedt individuele ondersteuning aan predikanten om ze te helpen weer plezier en voldoening in hun werk te vinden.
Terugkijkend op de geschiedenis van Ruimzicht worden verschillende schakeljaren zichtbaar, momenten waarop de stichting zichzelf opnieuw uitvond. In verschillende tijden kwamen er verschillende antwoorden op vragen als: “wie zijn wij?”, en: “wat willen we betekenen in de samenleving?”. 2010 was zo’n schakeljaar. Ondersteuning bij de opleiding van predikanten, lange tijd de voornaamste focus van Ruimzicht, was dankzij bredere maatschappelijke ontwikkelingen steeds minder nodig. Aan ondersteuning van predikanten bij de uitoefening van hun ambt, bleek echter wel degelijk behoefte. Daarop werd Anne Weiland aangesteld als staflid beleidsontwikkeling. Haar opdracht: onderzoeken op welke wijze Ruimzicht hierin van betekenis kan zijn. Na uitgebreid veldonderzoek werkte Weiland zo’n tien ideeën uit, waar het coachingstraject er een van was. In 2012 gingen de eerste trajecten van start.
Behoefte aan begeleiding
Een van de vragen die tijdens het veldonderzoek telkens weer naar voren kwam, was de vraag naar individuele begeleiding voor predikanten. Een coachingstraject lag daarmee voor de hand. Omdat coaching echter nogal breed is, werd besloten de pilot van het coachingstraject te koppelen aan een onderzoek naar de effectiviteit van deze coaching in samenwerking met ArboNed, Nyenrode, Berenschot en de VU. “We wilden er zeker van zijn dat we een traject neerzetten waarmee predikanten en hun gemeenten echt geholpen zouden zijn, dat vereist voorbereiding en onderzoek,” vertelt Anne Weiland. Er werd onder andere voor gekozen om te werken volgens de principes van de positieve psychologie. “Het doel van het traject moest niet uitsluitend zijn om problemen op te lossen, bijvoorbeeld de werkdruk te verminderen, maar juist om de eigen energiebronnen te versterken. Als je bij die bronnen kunt komen, ga je de uitdagingen die je onderweg tegenkomt ook beter te lijf.”
De pilot werd groots opgezet: er werd een dwarsdoorsnede van 100 predikanten gemaakt, waarbij de helft van de predikanten coaching ontving en de andere helft als controlegroep diende. “Middels de engagement scan werd onderzocht hoe predikanten er voor en na het traject voorstonden,” vertelt Weiland. “Daarbij werd gekeken naar vragen als: hoeveel energie heb je, hoeveel zin en motivatie heb je in en voor je werk en hoe gezond voel je je.” De resultaten van dat onderzoek waren bijzonder positief, waarop coaching uitgroeide tot een vast onderdeel in het aanbod van Ruimzicht. “Bij de predikanten die het coachingstraject hadden doorlopen bleken klachten op het gebied van burn-out en stress significant verminderd.”
Plan van aanpak
Hoe ziet zo’n coachingstraject er ongeveer uit? “Het begint met een kennismaking en intake,” vertelt Weiland. “Dit is belangrijk, omdat de behoefte en vragen van de predikant leidend zijn in het proces. Hoe sta je ervoor? Wat zijn voor jou belangrijke vragen? Bij de ene predikant spelen er vooral geloofsinhoudelijke kwesties. Iemand is bijvoorbeeld zelf zoekend in zijn geloof en vraagt zich af of hij zijn ambt nog wel goed kan uitvoeren. Waar haal je als predikant je eigen geestelijke voeding vandaan? Een ander loopt tegen de gevolgen van praktische veranderingen in de gemeente aan, zoals een fusieproces. Het takenpakket verandert, het team verandert, de gemeenschap moet zichzelf opnieuw ontdekken. Hoe ga je daarmee om? Weer een ander is eind vijftig en beseft zich: ik blijf waarschijnlijk tot mijn pensioen bij mijn gemeente. Hoe kan ik energiek en met goede zorg voor mijzelf mijn opdracht blijven vervullen? Bij de intake gaan we op zoek naar wat de voornaamste kwesties zijn die de predikant tegenkomt. Waar wil je aan het einde van de weg antwoord op hebben? Hoe zou je situatie er dan idealiter uitzien? Dat beeld diep je met elkaar verder uit en fungeert tijdens de coaching vervolgens als een soort magneet om je naartoe te bewegen.”
Autonomie
Een van de eerste punten die vervolgens behandeld wordt, is autonomie. “Hoe kun je je autonomie versterken? Waar haal je je inspiratie vandaan? Wat vind je leuk, waar loop je juist op leeg?”, zo legt Weiland het begrip uit. “Zodra je dat in kaart hebt gebracht, kun je er bewuster naar kijken. Hoe zou je ideale werkweek er met deze kennis uitzien? De één wil minder administratie en meer met de gemeente bezig zijn, de ander wil juist meer ruimte om zelf op adem te komen. Vervolgens gaan we ook heel praktisch te werk en kijken we naar hoe je je takenpakket zo kunt inrichten dat de werkelijkheid dichter bij je ideaal komt. Daar komt altijd veel huiswerk bij kijken: wat je tijdens de sessie bedacht hebt kun je meteen in de praktijk brengen. Week voor week werk je zo naar je uiteindelijke doel toe.”
De volgende sessie is gericht is het versterken van steun. Het beroep van dominee kan eenzaam zijn. Dan is het belangrijk dat je steun ervaart vanuit bijvoorbeeld de kerkenraad, maar ook steun privé van vrienden kan soms beter benut worden. “Soms heeft iemand meer emotionele steun nodig, of instrumenteel, of zelfs spiritueel: heb je meer stille tijd nodig? Dan maken we daar een plan voor.” In de vierde sessie van het coachingstraject gaat het vooral over groei en ontwikkeling. Hierbij wordt specifiek gekeken naar de aspecten die je verder wilt uitbouwen. Dit zijn vaak wat grotere thema’s die aansluiten op de vraag van de predikant, uiteenlopend van de dagindeling tot ‘niet altijd aardig gevonden hoeven worden’. De vijfde sessie is vooral gericht op implementatie van het besprokene. “Er wordt bekeken welke onderdelen de predikant in zijn leven wil aanpakken en welke praktische stappen gezet kunnen worden om dichterbij dat doel te komen.” In de afsluitende sessie wordt ten slotte vooral terug- en vooruitgeblikt: “Wat heeft de coaching je tot nu toe gebracht? Hoe kun je wat je bereikt hebt verankeren? Wat doe je als je weer terugvalt in de oude situatie? Wat kun je doen om dat te voorkomen? Deze structuur is belangrijk, maar de vragen van de predikant zijn altijd leidend,” benadrukt Weiland.
De zestig voorbij
Harry Harmsen doorliep het coachingstraject twee jaren geleden toen hij de leeftijdsgrens van 60 jaar gepasseerd was en de laatste fase van zijn arbeidzame leven als predikant in ging. “Ik vroeg me af hoe ik zo optimaal mogelijk die laatste jaren aan het werk kan zijn: waar liggen uitdagingen die ik wil oppakken, waardoor word ik gemotiveerd, waar liggen mijn kwaliteiten?” Ook veranderingen in de werksituatie speelden een rol bij zijn keuze voor coaching. “Van een eigen wijkgemeente die ik vanaf het eerste begin heb helpen opbouwen, met mijzelf als enige predikant, ging ik naar een gefuseerde gemeente met twee oudere stadsdelen erbij en een groter predikantenteam. Ook zag een deel van mijn eigen wijkgemeente mij inmiddels niet meer als de juiste persoon om het noodzakelijke proces van vernieuwing en vitalisering te begeleiden. Uit deze zaken formuleerde ik uiteindelijk de volgende coachvraag: Hoe kan ik mezelf – met mijn bronnen, kwaliteiten, sterke en zwakke kanten, verlangens, passie – zo inzetten dat het heilzaam is en blijft voor mezelf en de gemeente?”
Op de achterbank
De aanpak van deze vraag werd volgens Harmsen aanvankelijk vooral bepaald door de ‘algemene coachtechnieken’ die de coach hanteerde, waaronder functionele analyse, energiebronnen en balanscirkels. “In de loop van het coachingstraject spitste het zich inhoudelijk steeds meer toe op mijn eigen vragen, geconcretiseerd en gepraktiseerd in enkele specifieke punten. Ik heb dat als een zinvol en adequaat proces ervaren. Daarbij was de coach als persoon en met haar manier van werken voor mij bijzonder inspirerend en ondersteunend.” En dat heeft hem naar eigen zeggen ‘een heleboel’ gebracht. “Onder één noemer: ik kan mijn eigen verlangens beter in zicht krijgen en weet beter hoe die – met mijn eigen mogelijkheden en onmogelijkheden – te realiseren. Zo heb ik bijvoorbeeld ontdekt dat mijn leiderschapskwaliteiten minder op de bestuurdersstoel maar juist beter op de stoel ernaast of op de achterbank tot hun recht komen. En ik heb geleerd hoe ik prioriteiten en doelen kan stellen en het structureren van de processen om die te bereiken kan aanpakken. Ik had bijvoorbeeld de wens wijzigingen aan te brengen in de verdeling van het takenpakket zoals die na de fusie tot stand was gekomen; minder bestuurlijk werk en meer pastoraat voor mij. Ook wilde ik weer meer bijzondere diensten terug, zoals de schoolkerkdiensten.”
Arbeidsvreugde
Het ‘probleem’ was echter om dan een of meer collega’s een deel van de bestuurlijke taken te laten overnemen, wetende dat die daar niet op zaten te wachten. “Het coachingstraject heeft mij geïnspireerd en geholpen om vast te blijven houden aan dit verlangen, om duidelijk te maken waarom ik dit wilde en om een strategie te bedenken hoe dit voor elkaar te krijgen. Daarin ging het erom mijn eigen prioriteiten duidelijk te maken en doelen te stellen, maar ook om mijn collega’s in mijn proces te betrekken en hen uit te dagen na te denken over hun eigen competenties en verlangens.” En dat heeft zijn vruchten afgeworpen. “Ik doe inmiddels weer meer pastoraat. Met name het begeleiden van en rond uitvaarten levert mij – als ik dat zo mag zeggen in dit verband – veel arbeidsvreugde op. Ook heb ik onlangs weer een schoolkerkdienst gedaan. Hartstikke leuk om die met onderwijzers voor te bereiden, een paar dagen op school alle groepen af te lopen en tenslotte samen met kinderen, ouders en gemeenteleden de dienst te vieren. Alles bij elkaar genomen heeft het coachtraject dus opgeleverd dat ik met nog meer plezier en bevrediging aan het werk ben. En daar haal ik weer nieuwe energie uit. Je zou ook kunnen zeggen: ik heb weer ruim zicht!”
Conflict in de kerk
Een predikante die momenteel het coachingstraject doorloopt, is Tineke Flim. Zij is als parttimer in twee gemeentes werkzaam. “Als het bij beide goed loopt, is dat goed te behappen, maar als het bij beide stormt, wordt het een ander verhaal. In de ene gemeente was er spanning tussen een deel van de gemeente en een collega. In de andere gemeente ontstond grote onrust door de mogelijke verkoop van een kerkgebouw. Dat werpt een schaduw over je werkzaamheden. Een groot deel van je werk gaat dan bestaan uit het voeren van gesprekken over dat dit zo toch niet kan en in een kerkdienst moet je alles wat je zegt wegen. Ik ben met veel plezier predikant, maar merkte dat ik door al het gedoe mijn bevlogenheid kwijtraakte.” Toen op een gegeven moment het bericht kwam dat coaching onderdeel zou worden van de Permanente Educatie, wekte dat de interesse van Flim, maar ze raakte al snel ontmoedigd door de lange lijst gezichten en namen. “Hoe zou ik daarin ooit iemand vinden die bij me past? Gelukkig hoorde ik toen van het aanbod van Ruimzicht, waarbij je na een uitvoerig intakegesprek aan een coach wordt gekoppeld. In dat intakegesprek kon ik van alles aangeven: dat ik niet per se een dominee als coach wilde, maar wel iemand die weet wat er in een kerk speelt, dat ik graag wilde leren van de ellende waar ik in zat, dat er ook best gerelativeerd en gelachen mocht worden. Op basis daarvan werd ik gelinkt aan Marieke Gersdorf en dat bleek een fantastische match: je zit tien minuten tegenover elkaar en het voelt gewoon goed. Marieke is een heel nuchter persoon, dat vind ik fijn. Het is heel makkelijk om haar te vertrouwen en ze heeft snel door waar een pijnlijk punt zit.”
Concreet
Wat Flim tot nu toe aan de coaching heeft gehad? “Het traject bestaat uit zeven bijeenkomsten, dus je weet dat het geen levensveranderende therapie gaat zijn, maar dat verwachtte ik er ook niet van. Wat ik ervan verwachtte was iemand die professioneel meekijkt met hoe ik bezig ben en die mij helpt om te gaan met mezelf, mijn agenda, collega’s en lastige situaties die ik tegenkom in het werk. De coaching is daarin opvallend concreet. Ik had bijvoorbeeld een gesprek met een groep gemeenteleden die zich ongerust maakte over de verkoop van het kerkgebouw. Zij voelden zich niet gehoord en dat had de onderlinge verhoudingen beschadigd. Het gesprek was zowel bedoeld om naar hun ideeën te luisteren als om de verhoudingen weer op het spoor te krijgen. In de coaching benaderden we dit gesprek vooraf op verschillende manieren. We keken bijvoorbeeld vanuit de transactionele analyse naar de sociale mechanismes die spelen en hoe ik daarin reageer. Maar het werd ook heel praktisch bekeken: hoe bewaak je de tijd, hoe verdeel je de rollen. Zonder coaching was ik dat gesprek bijna met angst en beven in gegaan, maar door het samen voor te bereiden, ben ik het gaan zien als een klus die je professioneel kunt aanpakken. In de sessie erop keken we op het gesprek terug om te zien wat ik er voor een volgende keer nog weer van kan leren.” Een andere les was meer persoonlijk van aard: “Ik oordeel nogal snel over mijzelf, ook als dat helemaal niet nodig is. Dat had Marieke al snel door en daarna legde ze telkens het gesprek stil als ik dat deed om me er bewust van te maken. Doordat ze dat telkens deed, begon dat ook buiten de sessies door te werken. Het werd een rode draad in zowel mijn werk als privéleven. Niet te snel oordelen heeft iets te maken met genade, genadig omgaan met jezelf. Dat is volgens mij iets heel belangrijks.”
Dit artikel is overgenomen uit de glossy Kop Hieps! dat verscheen ter gelegenheid van het 150 jarige bestaan van Stichting Ruimzicht