Over Ronnie en het kruis op het dak van Casa Mundo

Schuilplaatsen, (on)zichtbaar

Een woensdagmiddag in juni, rond een uur of twaalf. De hele ochtend had er al rumoer in het huis geklonken. De grote kerkzaal galmde van het getimmer. Studenten van de kunstacademie liepen voor mijn raam heen en weer, met schilderijen en kussens van een verdieping hoog. Een soort knuffel-tentakels die vanaf de balustrade naar beneden hingen en waar je je tussendoor moest wringen. De studenten waren een tentoonstelling aan het opbouwen rond het thema ‘zien’. ‘Wat betekent zien nou eigenlijk?’, vroegen ze zich af, ’is dat wat anders dan kijken?’. Mij hield het die ochtend in elk geval prettig van mijn scriptiewerk af. 

De rust was net wat weergekeerd. De meeste studenten hielden lunchpauze. Twee van hen bleven doorwerken. De één naaide batterijen op een borduurframe, om er een speaker van te maken. De ander knutselde een frame in elkaar dat een abstracte projectie op smeltend ijs zou gaan afschermen.  

Ik liep de keuken in om de mokkapot op het vuur te zetten. Terwijl ik bezig was mijn dag op gang te trekken met een tweede kopje koffie, vroeg één van mijn huisgenoten of ik tijd had om even mee te komen. We wandelden de trap af en daar zat Ronnie, een jongen van een jaar of dertien. Ronnie was binnengekomen omdat de deur open stond en het buiten regende. Hij was stil en zei niet veel. We gingen naast hem zitten en observeerden samen hoe twee mannen een piano met een speciaal karretje de trap af manoeuvreerden. Ronnie begon te vertellen. Hij was weggelopen van school, maar we hoefden ons niet druk te maken, want dat deed hij wel vaker. Hij had een paniekaanval gehad omdat hij werd achterna gezeten door klasgenootjes. Ze waren boos op hem geworden omdat hij een stomme streek had uitgehaald. Eerst was hij de Aldi aan het einde van de straat binnengelopen, maar daar voelde hij zich niet veilig. Toen zag hij het kruis bovenop ons huis en dat nodigde hem uit om binnen te komen. Hij was er al vaker langs gewandeld en vroeg zich af wat er in het gebouw gebeurde. Want hij was naar eigen zeggen een beetje gelovig. 

Het volgende uur begon Ronnie zich steeds meer thuis te voelen. Hij at een boterham met pindakaas, laadde zijn telefoon op en knoopte gesprekjes aan met de twee kunststudenten die nog in de ruimte aan het werk waren. Hij vertrouwde ons steeds meer toe. Ons huis was voor even meer dan alleen een schuilplaats voor de regen. 

De ontmoeting met Ronnie bleef nawerken en het is me nog steeds niet duidelijk welke rol het kruis op ons dak nu heeft gespeeld. Zonder het kruis was Ronnie misschien niet binnengekomen. Het maakte voor hem iets zichtbaar. Maar wat precies? Om zichtbaar te zijn, moet iets bovendien ook gezien kunnen worden. Dat leerden de gesprekken met de kunststudenten ons. Mij werd duidelijk dat schuilplaatsen – waar je een poos kan vertoeven zonder dat er iets van je verwacht wordt, zonder dat er een betaalde transactie aan verbonden is, of zonder dat je er iets hoog hoeft te houden – voor mensen van wezenlijk belang zijn. Zichtbaar of onzichtbaar.

Christiaan Schoonenberg woont in Internationaal Convivium Casa Mundo en volgt de predikantsmaster aan de PThU