Een markant verblijf op Ruimzicht in Doetinchem (1926-1933)

“Ons leven is met Christus verborgen in God” (Kol. 3:2, 3)

Dat is de Bijbeltekst die op het graf prijkt van Ds Jan T.Wiersma (1914-2001), oud-Ruimzichtenaar tweede helft jaren twintig–begin jaren dertig van de vorige eeuw. Hij werd geboren in het Friese Harich (Gaasterland), volgde de lagere school ‘School met den Bijbel’ in Oudemirdum en kwam uit een orthodox-Protestants boerengezin, Bonders van de Nederlandse Hervormde kerk, zou je kunnen zeggen. Al op jonge leeftijd gaf hij te kennen dominee te willen worden en excelleerde kennelijk zodanig op de lagere school, dat zijn bovenmeester de vraag aan zijn ouders voorlegde of hij niet de kans zou moeten krijgen om ‘door te leren’, waarbij bovenmeester J. de Ruiter (na de oorlog Tweede Kamerlid) doelde op een gymnasiale opleiding. Zo geschiedde, zij het dat het dichtstbijzijnde Gymnasium in Sneek 25 km fietsen verwijderd lag van het ouderlijk huis en dat werd toen al als een brug te ver gezien. En zo kwam internaat Ruimzicht, het Gymnasium en het Doetinchemse werk in zicht.

Hij heeft zijn leven en schooltijd op Ruimzicht uitvoerig beschreven, het was voor hem een onuitwisbare periode in zijn leven, met daarna zijn studie theologie in Utrecht, deze periode natuurlijk gevolgd door de lange arm van het Doetinchemse werk.

Het was even wennen vanuit het Friese Rijs om te gaan wonen op een internaat. De grootsheid van het gebouw en de grootschaligheid van de vertrekken waren natuurlijk niet te vergelijken met een doorsnee woonhuis. Maar het was ook geen kazerne zo schreef hij en hij voelde zich ook niet ‘gekooid’ in dit huis. Orderegels waren de piketpaaltjes, waarbinnen je geacht werd te leven. Qua mores en omgangsvormen leek het wel wat op de Engelse boardingschool, bijv. de tafelmanieren: bij het begin van de dag aan het ontbijt de directeur en zijn vrouw een hand geven – de symboliek van een nieuwe dag beginnen – en keurig achter je stoel blijven staan tot de directie ging zitten, maar daar is het dan wel mee gezegd, want de pedagogische benadering en de empathische wijze waarop met de internen werd omgegaan was prettig en betrokken te noemen. Bij de Bijbellezing aan tafel werd geknield, iets wat hem ongeveer 35 jaar later ertoe bracht als dominee bij de verbouwing van de Kievietkerk in Wassenaar knielbankjes vóór de zitplaatsen te laten aanbrengen. Bovendien was er op het internaat het nodige vertier maar dat hing van je eigen inbreng af. Hij was fysiek sterk en voetballen deed hij met veel inzet en enthousiasme. De zaterdag en zondag gaven meer ruimte voor eigen invulling. De kerkdiensten werden regelmatig voorgegaan door oud-Ruimzichtenaren in de eindfase van hun theologie studie, als een soort proeve van bekwaamheid. Hij zag er rond de 40 tot 50 studenten voorbijkomen op die zondagen.
Zijn conclusie was: “een heel groot huis, waar ik mij al spoedig thuis voelde”.

Hij had een goede band met directeur Ds H. Visser, ‘de Baas’, een man uit één stuk, integer en vertrouwenwekkend. Had je hem nodig, dan stond hij klaar, maar als je de kantjes eraf liep, dan viel een deur dicht. Een man van praktische levenswijsheid: leven als mensen van de klok, huiswerk maken op vaste tijden, nadruk op hygiëne en betrokken worden in hulpdiensten. Geslapen werd op de tweede en later ook op de derde etage. Elk van de internen had op een van de slaapafdelingen een kamertje van ± 3 bij 4 meter: bed, tafeltje, stoel, kast en nog een tafeltje met een wasstel. Geen stromend water dus. Gedoucht werd op zaterdag. Als oudere interne en daartoe geschikt werd je gevraagd als leerzaal-, slaapzaal-, fietsenstalling-, bel- of hoofdmentor voor ondersteuning van de leiding. Voor het latere leven deden internen natuurlijk veel ervaring op met mede-internen in de verschillen van karakter en achtergrond, een enorme pré voor later in de omgang met mensen.

Met veel plezier dacht hij terug aan de Demosthenes-avonden waar Ruimzichtenaren, met het oog op een toekomstig predikantschap, uitgedaagd werden het woord te voeren tot ‘kanselredenaar’. Het had niet de potentie van een literaire kunstkring, “maar het heeft toch wat bijgedragen aan ons wel ter tale te maken”, zo schreef hij.
En dan niet te vergeten de zomercollectes ter ondersteuning van het Doetinchemse werk, waar je voor ingezet werd ergens in den lande, als niet al te jonge Ruimzichtenaar en de theologie studenten natuurlijk.

In de vierde klas werd hij in de zomervakantie getroffen door het toen heersende polio tijdens het ophalen van collectes in Noord-Holland met als gevolg een herstelperiode van een jaar thuis in Friesland en dus weg van Ruimzicht. Hij is daar goed van genezen, maar dat betekende wel het afscheid van een sportief leven, o.a. van zijn geliefde voetballen. Hij kon daarna ook niet meer deelnemen aan de zomercollectes.

Bij het afscheid van Ds Visser als directeur kreeg hij een boek uit diens bibliotheek, de oude  en nog volledig gave Trommius, de beroemde concordantie op de Bijbel. Bij het overlijden in 1947 van Ds Visser heeft hij de dank- en gedachtenisdienst mogen leiden in de Nederlands Hervormde Zendingskapel in Doetinchem.

Hij werd later bestuurslid en voorzitter van het Hervormd Opleidingscentrum Nieuw Ruimzicht te Doorn, waarbij de internen het onderwijs op het Revius Lyceum in Doorn volgden.

Na zijn studie theologie aan de RU te Utrecht, was Jan T. Wiersma vanaf 1941 Nederlands Hervormd predikant te Birdaard en Hallum (Friesland) (1941-1946), de eerst benoemde  studentenpredikant in Nederland, te Delft (1947-1952) en daarna predikant van de Kievietgemeente in Wassenaar (1952-1979).